Spring naar inhoud

Medicatie na bariatrische chirurgie

Na een operatie en gewichtsverlies verbeteren of verdwijnen comorbiditeiten. Patiënten hebben mogelijk minder geneesmiddelen nodig. Zij kunnen bijvoorbeeld stoppen met orale antidiabetica en insuline of een lagere dosering gebruiken. Na een ingreep is bij bepaalde medicatie extra oplettendheid noodzakelijk, onderstaande adviezen geven wij hierover. 

NSAID
Na alle bariatrische ingrepen geldt het algemene advies geen NSAID’s voor te schrijven. Indien de noodzaak van NSAID-gebruik opweegt tegen de risico’s die het gebruik met zich meebrengt, moet de patiënt hierbij de maximale dosering protonpompremmer (2 keer daags 40 mg omeprazol, capsules openen) ontvangen. Alle overige medicatie kan gewoon aan de patiënt worden voorgeschreven.

Orale anti conceptie
Gezien de onduidelijkheid van betrouwbaarheid van orale anticonceptie adviseren wij om hier geen gebruik van te maken en patiënten te informeren over andere mogelijkheden.

Psychofarmaca en anti-epileptica
Door bariatrische chirurgie kan de opname veranderen. We adviseren om een baseline plasmaspiegel voorafgaand aan de bariatrische chirurgie te bepalen. Bij TCA’s, Clozapine en anti-epileptica adviseren om de plasmaspiegel te herhalen na bariatrische chirurgie, na 6 weken en 3, 6, en 12 maanden.

Lithium
In het eerste jaar na een bariatrische ingreep is er een verhoogd risico op lithiumtoxiciteit. Dit komt doordat de klaring van lithium afneemt door de sterke gewichtsafname. Daarnaast is er een verhoogd risico op dehydratatie vlak na de ingreep. Het advies is om de lithiumconcentratie frequent te bepalen in het eerste jaar na de ingreep.

Gezien de smalle therapeutische breedte van lithium adviseren we de plasmaspiegel te herhalen na bariatrische chirurgie, wekelijks gedurende de eerste 4 weken, daarna na 6 weken, en 3 en 6 maanden. Bepaal na het bereiken van de beoogde en stabiele spiegel minimaal elk halfjaar een lithiumspiegel.

Bij vragen over de uitslag van de plasmaspiegels kan er contact opgenomen worden met de voorschrijver van het psychofarmacon of de ziekenhuispsychiater.

DOAC
De absorptie van dabigatran en rivaroxaban kunnen verminderd zijn bij patiënten na bariatrische chirurgie. Over het gebruik van edoxaban na bariatrische chirurgie zijn vrijwel geen gegevens bekend. Gebruik van dabigatran, rivaroxaban en edoxaban na bariatrische chirurgie dient daarom te worden vermeden. Het advies is om na bariatrische chirurgie een vitamine K-antagonist (VKA) of een laagmoleculairgewicht heparine (LMWH) te gebruiken, afhankelijk van de indicatie.

Bij apixaban blijken na bariatrische chirurgie therapeutische spiegels te worden bereikt. Indien een VKA of LMWH niet mogelijk is, kan apixaban worden toegepast. Hierbij is het noodzakelijk om de apixaban- of anti-Xa-spiegels te monitoren.

Schildkliermedicatie
Na een bariatrische ingreep is de opname van schildklierhormoon niet goed voorspelbaar. De dosering moet soms worden verlaagd, blijft soms gelijk of moet zelfs worden verhoogd in de eerste 2 jaar. Daarom adviseren wij om de schildklierwaarde in de eerste 2 jaar na operatie elke 3 maanden te controleren.